Historische Vereniging Bergambacht

Eén vereniging voor drie dorpen en een buurtschap 

De dichter Bergman


Een bijdrage van Matthijs Graafland, afkomstig uit Bergambacht, nu woonachtig in Franeker.


We beginnen met drie citaten: 

waarde vriend het is hier prachtig 

de koeien zijn ontroerend drachtig’

 

Het zou toch zomaar een Krimpenerwaards tafereeltje kunnen zijn dat de dichter van deze versregels heeft geïnspireerd. 

‘In Benedenberg zijn huis en hof door water omringd. Voor, opzij en ver daarachter,voorbij boomgaardjes, moestuinen, hooibergen, mesthopen en weilanden liggen de sloten, soms bedekt met verraderlijk kroos, waarin mijn nichtje Tinie kopje onder ging, denkend dat het bleekveld doorliep.’

 

Benedenberg. Die hebben we in Bergambacht ook. 

Dingen die niet meer kunnen; in lantaarnpalen klimmen, op straat voetballen, uit de sloot drinken, een cent versnoepen, met de trein naar Schoonhoven.’

 

Met de trein naar Schoonhoven. Stopte diezelfde trein niet ook in Bergambacht en Ammerstol?

 

1.      Bergambacht-Ammerstol-Rotterdam-Den Haag

 

Bovenstaande citaten zijn van dichter/schrijver Bergman, pseudoniem van Aart Kok. Hij werd in 1921 geboren in Bergambacht, inderdaad aan de Benedenberg, op nummer 143. Zijn vader, David Kok, kwam uit een Ammerstols geslacht van mandenmakers, slootgravers en sjouwers. Na zijn huwelijk met de Bergambachtse Adriana Eijkelboom betrokken ze het voorhuis van de woning van eigenaar Macdaniël, die zelf het achterhuis bewoonde en een timmerbedrijfje bestierde. Op 11 september 1921 toog vader David naar het gemeentehuis om aangifte te doen van een die dag geboren zoon: Aart. Getuigen van de aangifte waren schoenmaker Johannes Kappetijn en politieagent Gerrit de Groot. Zelf zei hij hier later over: ‘Door een speling van het lot werd ik geboren in Bergambacht, het dorp van mijn moeder. Koeien, geld, behoudzucht en de stem van een vertoornde God.’ 

Aart Kok woonde de eerste acht jaar van zijn leven in respectievelijk Bergambacht en Ammerstol. Daarna werd het Rotterdam, want vader week af van de familietraditie en nam een kruidenierswinkel in Rotterdam over. Ook Aart viel uit de toon van het milieu waarin hij was geboren: hij verslond boeken. Lezen, dat was niks gedaan vonden ze in zijn familie. Daar werd je veel te geleerd van. Omdat hij goed kon leren mocht hij naar de Mulo en in 1937 naar de christelijke kweekschool in Rotterdam. Aart werd onderwijzer, haalde de hoofdakte en werd toen leraar Nederlands in het voortgezet onderwijs op een school in Den Haag. 

2.     Dichter en schrijver 

Maar Aart Kok was meer dan een leraar. Hij was ook dichter. Niet onder zijn eigennaam, maar als Bergman. Toen hij 21 jaar was werd het eerste werk van hem gepubliceerd in een literair tijdschrift. Overigens was dat dichterschap voor hem een privézaak, niet iets om uitgebreid over te praten. Thuis kwamen zijn twee kinderen er pas achter dat hun vader dichter was toen ze al op de middelbare school zaten en er een briefje van Simon Carmiggelt werd bezorgd om te bedanken voor een dichtbundel die ene Bergman had toegestuurd. Bergman? Is dat pa?

Vanaf 1950 verschenen er,  met steeds flink wat tijd ertussen dichtbundels van hem. Door andere dichters werd hij gewaardeerd, maar zijn werk heeft nooit een groot publiek bereikt. Hij kon moeilijk uitgevers voor zijn bundels vinden en een aantal daarvan gaf hij zelfs in eigen beheer uit, ondanks dat een criticus in een literair tijdschrift een lovende recensie schreef die hij afsloot met: ‘Bergman dienen wij te blijven volgen.’

In 1975 bereikte hij wel een groot publiek toen een gedicht van hem werd opgenomen in het boekenweekgeschenk, Bericht aan de reizigers, een bloemlezing waarin zijn gedicht Reisbrief werd opgenomen met de schitterende aanvangsregels: 

waarde vriend het is hier prachtig

de koeien zijn ontroerend drachtig

 

Ik gaf deze regels in het eerste citaat al aan en suggereerde toen een verband met de Krimpenerwaard. Dat is niet het geval, want in het vervolg van het gedicht komt ook nog een door een dal rijdende trein en een waterval voor. Als we in Bergambacht al dalen hebben dan zijn dat de steeds verzakkende straten en tuinen. Treinen rijden er sinds de oorlog ook niet meer en watervallen ken ik alleen uit mijn jeugd als spraakwatervallen: twee buurvrouwen met daartussen een ‘heining’.

In Komrij’s Nederlandse Poëzie, de compleetste bloemlezing van ons taalgebied, werden maar liefst vier gedichten van Bergman opgenomen. 

In 1994 verscheen in de prestigieuze reeks privé-domein van de Arbeiderspers De tijd te lijf, een autobiografie in dagboekvorm. De uitgever schreef hierover: ‘Bergman groeide op te midden van kloeke folianten van de oudvaders en de volgelingen van de Nadere Reformatie. Van deze gelovige oer-Hollandse wereld van eergisteren heeft hij zich volledig losgemaakt, maar de culturele resten en residuen ervan blijven bekoren en kunnen herinneringen wakker maken.’ Het boek werd genomineerd voor de AKO Literauurprijs.

 

3.     Epiloog 

Bergman stierf in 2009. De landelijke dagbladen schreven allen een necrologie. NRC omschreef hem als ‘dichter der kleine dingen’. De Volkskrant noemde hem de dichter van onweerstaanbaar citeerbare regels zoals ‘ik ben een onherstelbaar dichter’. Na Bergmans dood stelde Wim Huyser uit teksten die hij van de Erven Bergman gekregen had nog een Nagelaten Werk samen.

Dit artikel kan natuurlijk niet zonder een gedicht van Bergman. Ik koos uit zijn bundel Modus Vivendi (1950) het gedicht Visioen: Als Bergman dit gedicht in 2020 had geschreven had het wellicht de titel Lockdown gekregen. De inhoud doet me sterk denken aan de Coronabeperkingen waar we allemaal mee te maken hebben.

 

Visioen 

vandaag is er geen dag geweest,

vandaag was alles leeg;

de straat, als na een roezig feest,

lag uitgeput en zweeg.

 

de vensters bleven roerloos dicht,

de klokken stonden stil;

de wereld was een dood gewicht

en niemand gaf een gil.

 

en ik, die door de stilte schreed,

zag huiv’rend om mij heen;

er was geen vreugd’, er was geen leed,

geeuw tussen ja en neen.

 

toen zei ik: God, breng met uw hand,

de boel maar weer op gang;

wie op uw kusten is gestrand,

is voor geen chaos bang.

 

Tenslotte: Het proza van Bergman staat vol met korte, bondige uitspraken, zgn. aforismen. In zijn autobiografie De tijd te lijf las ik de volgende: 

‘Wat zal ik de zin van het leven verklaren,

Ik weet amper hoe een fietspomp werkt.’

 

Matthijs Graafland.